In De Steltloper wordt veel besproken. De dag begint met de praatronde en eindigt met de afsluitkring. En tussendoor overleggen de kinderen nog veelvuldig bij de uitwerking van hun projecten.
Tijdens de praatronde kunnen de kinderen vertellen over hun ervaringen, meegebrachte spullen of iets wat hen bezig houdt. Heel vaak is dit gesprek een aanzet naar andere activiteiten, omdat de kinderen hun eigen en mekaars interesse hebben geprikkeld. Veel vragen en opmerkingen groeien zo door tot nader onderzoek of misschien zelfs tot een klasproject. Van de praatronde wordt er een ‘praatrondeboek’ bijgehouden, dat kan ingekeken worden buiten aan de klas.
In de afsluitkring wordt teruggeblikt. Samen staan we stil bij hoe het de voorbije dag liep. Deze reflectie is een moment van verdieping, van het vastleggen van de beleving. Naast het bekijken van WAT we gedaan hebben, is het voor ons even belangrijk het kind te laten verwoorden HOE het erbij zit. Het is een duidelijk afronden van het werk en de klasdag, voor we naar huis gaan. Omdat deze groepsgesprekken zo veelvuldig worden gehouden, oefenen we al doende de elementaire gespreksvaardigheden: een gesprek leiden (eerder minimaal bij de kleuters, maar de regel bij de oudsten), het woord vragen, een luisterhouding ontwikkelen, de essentie samenvatten,… Regelmatig wordt expliciet stil gestaan bij hoe het gesprek verloopt. Pas zo kunnen kinderen hierin groeien.
De klasraad is een bijzondere praatronde. Elke week is er in de lagere school, één klasraad. Dan worden regels en afspraken geformuleerd of problemen en pluimen geuit. Kinderen kunnen er voorstellen doen ter verbetering van de klasorganisatie of de sfeer in de groep. De taken worden verdeeld.
Soms blijkt dat er thema’s worden aangebracht die interessant zijn voor de ganse school. Dat wordt dan in de klasraad voorbereid en als agendapunt op de schoolraad gebracht. Daar zitten kinderen van alle klassen uit de lagere school bij elkaar. Dat gebeurt om de 14 dagen. Er wordt geluisterd naar de vragen en voorstellen en samen gezocht naar mogelijke oplossingen. Het samen-leven op de school wordt er in overleg geregeld.
In de freinetschool gaan we ervan uit dat alles wat kinderen schrijven, door anderen gelezen wordt. Dat kunnen klasgenoten zijn, maar ook kinderen uit andere klassen of ouders.
Echt krachtig wordt het als allerlei materiaal wordt gedeeld met andere scholen. De freinetscholen vormen trouwens een hecht netwerk voor zulke zaken. Zo kunnen persoonlijke brieven, vrije teksten, tekeningen, klaskranten, maar ook projectverslagen worden uitgewisseld, bevraagd en vervolledigd. Kinderen en leerkrachten doen ideeën op over elkaars school- en leefwereld en dat voedt de praktijk. Deze werkwijze schept ook banden. Als het echt klikt, kan het zelfs resulteren in een bezoek aan de correspondentieklas of in het onthalen ervan.
Het spreekt voor zich dat internet en e-mail als hedendaagse communicatiemiddelen hier niet meer weg te denken zijn.
Corresponderen veronderstelt ‘schrijven’, maar anderzijds stimuleert het ook het lezen en worden de kinderen uitgedaagd om alles extra mooi en duidelijk te verzorgen. Bovendien worden de kinderen aangemoedigd over hun eigen situatie na te denken, een eigen mening te formuleren en om hun wereld te verruimen. De verbondenheid met anderen vergroot en wat ‘vreemd’ lijkt bij aanvang, krijgt respect en zelfs bewondering na toenadering.
Als na een praatronde blijkt dat een thema, een vraag of probleem de aandacht van alle kinderen opwekt, dan zijn we vertrokken voor een project. Door het beantwoorden van drie vragen, formuleren de kinderen hun eigen doelstellingen:
WAT weten we al?
WAT wil ik weten? vb.: Hoeveel landen zijn er in de wereld?
WAT wil ik doen? vb.: Op een paard rijden. Paarden knutselen.
Een bezoek aan een elektriciteitscentrale.
Doordat we vanuit de interesses en vragen van de kinderen vertrekken is de betrokkenheid meteen scherp. De kinderen willen iets leren.
We spreken af wie wat op zich neemt en hoe we iets te weten kunnen komen. Opzoekingswerk in de bibliotheek, zelf georganiseerde uitstappen, iemand uitnodigen, lezen, een verslag maken, een experiment opstarten, een recept uitproberen, in het atelier iets in elkaar knutselen, een enquête afnemen, … Het kan allemaal. De duur van het project kan meerdere weken in beslag nemen. Als afsluiter worden de resultaten van dat project voorgesteld. Dat kan een tentoonstelling zijn, een toneel, een quiz, een projectboek,… We nodigen dan vaak de andere Steltlopers uit, alsook de ouders, grootouders en andere sympathisanten. We proberen ieder project op een andere manier voor te stellen, want ook hier zit een groeiproces dat we niet kunnen laten liggen.
Via projectwerk bereiken we dus verschillende leergebieden en menen we tegemoet te komen aan hoe kinderen in de werkelijkheid staan. De realiteit is immers nooit opgesplitst in deelgebieden (aardrijkskunde, geschiedenis, natuurkunde, verkeer, milieu, …), maar is een geheel.
In het werken aan projecten worden kinderen op deze manier expliciet aangesproken om in hun totaliteit te functioneren. Het is denken, maar zeker ook doen. Het ontwikkelen van allerlei vaardigheden en het aanboren van hun potentieel om te komen tot creatieve oplossingen, maakt dat deze leerervaringen zeer diep doordringen. Het zijn eerder levenservaringen die men zich jaren later nog herinnert.
Onnodig te zeggen dat hier ook op het vlak van de sociale en emotionele ontwikkeling vele kansen liggen. Door het samenwerken in groep worden er een aantal elementaire vaardigheden ingeoefend zoals het komen tot een taakverdeling, het vergelijken van verschillende gezichtspunten, het effectief vergaderen, het gezamenlijk uitvoeren van een taak, het aanleren en ontwikkelen van belangrijke communicatieve vaardigheden. Bij dit alles krijgen kinderen de kans om iets te leren over hun eigen functioneren en dat van anderen. Doorheen de verschillende leefgroepen is er een evolutie merkbaar.
Kinderen krijgen veel vertelkansen in De Steltloper. Ze worden uitgenodigd om hun verhalen regelmatig neer te schrijven en ze te illustreren. Bij de kleuters helpt de leerkracht daarbij. Een ‘vrije tekst’ komt dan ook tot stand op een vrij moment in het klasgebeuren. Kinderen kiezen er zelf voor. Ze bepalen het onderwerp en de vorm. Ze verzamelen al hun teksten in een speciaal daarvoor bestemde schriftje. Die wordt gekoesterd van in de kleuterklas.
Deze vrije teksten worden op vaste momenten door het kind voorgelezen in de klas, doorgemaild of opgestuurd of samengebracht in bijvoorbeeld een dichtbundel van de klas. Wat geschreven wordt, dient tot iets. Een vrije tekst bevat ook veel materiaal om in de klas verder mee te werken. Een mooie uitdrukking, een zeer geslaagde zinsconstructie, een opvallende rijm,… gaan niet onopgemerkt voorbij. Door hier de verdiende aandacht op te vestigen, bevestigen we enerzijds kinderen in wat ze al kunnen en inspireren we anderen om het ook zo eens te proberen.
Tot slot bieden de vrije teksten zeer geschikt materiaal om de spelling van woorden verder in te oefenen. Als blijkt dat bepaalde spellingsmoeilijkheden bij meerdere kinderen nog voor problemen zorgen, dan is dit een geschikt moment om dit aan te pakken. De woorden komen van de kinderen en dat verhoogt de betrokkenheid op het leerproces.
Het individueel inoefenen en verdiepen van de technische basisvaardigheden gebeurt tijdens de stille werktijd. Tijdens deze momenten gaan kinderen zelf aan de slag met een pakketje opdrachten voor voornamelijk rekenen en taal. De bedoeling is dat zij dit op hun eigen tempo doorlopen, dat zij zelf hun werk plannen en verantwoordelijk zijn voor het werk en de vorderingen hiervan. De leerkracht geeft op voorhand de nodige instructies. De pakketjes worden nadien individueel of klassikaal besproken tijdens een evaluatiemoment. Op deze manier leren kinderen hun werk zelf plannen, sturen, uitvoeren en evalueren. Uiteraard gebeurt dit naargelang hun eigen competenties hierin en worden zij tijdig bijgestuurd door de leerkracht indien dit nodig blijkt.
De kinderen kunnen soms samenwerken of uitleg vragen aan elkaar zodat zij ook van elkaar kunnen leren en op die manier een aantal belangrijke sociale vaardigheden ontwikkelen. Voor de leerkracht is het een goede organisatievorm om te differentiëren. Ieder kind krijgt immers naast de basis een pakketje dat volledig is afgestemd op zijn mogelijkheden en interesses. Bovendien heeft de leerkracht tijdens de stille werktijd de kans om een klein groepje kinderen extra te begeleiden.
In onze weekplanning laten we ook ruimte voor de werktijd. Dan kunnen de kinderen hun activiteiten vrij bepalen. Het is voornamelijk een moment om zelfstandig te werken (individueel of met anderen). Een waaier van mogelijkheden ligt tijdens dit moment voor hen open: doorwerken aan een oefenopdracht, taken uitvoeren, vrije teksten schrijven, vrije expressie (toneel,…), verder werken aan een project, onderzoek, … en dit al dan niet onder begeleiding van de leerkracht.
Het portfolio is een evaluatievorm dat beheerd wordt door de kinderen onder begeleiding van de leerkracht. In een kaft bewaren de kinderen werkjes waarop ze trots zijn, een combinatie van hun kunnen en hun leerkansen. De kinderen leren bewuste keuzes maken welke werkjes ze bewaren.
Het portfolio is een middel om te komen tot een beter zelfbesef. Het leert hen te reflecteren. Het groeit door de jaren heen tot een weergave van wie ze zijn en wat ze kunnen.
Creatieve en manuele vaardigheden worden doorheen de gehele klasactiviteit als heel belangrijk beschouwd. Daarnaast organiseren we ateliermomenten waar vrije expressie en/of technologische activiteiten aan bod kunnen komen. Dit gebeurt in de vorm van vrije keuzeateliers die open staan voor alle leerlingen ongeacht de klas waar ze toe behoren en waar ouders hier en daar de leiding van een atelier op zich nemen of ondersteunen. Op die momenten werken we graag samen met het MPI (buurtschool) om zo integratie te implementeren. Ook met Huis Perrekes werken we regelmatig samen om een atelier uit te werken.
Er wordt ook tijd besteed aan het bespreken van wat er in de ateliers zoal tot stand kwam. Dit kan tijdens de afsluitronde gebeuren of op aparte momenten die daarvoor uitgetrokken worden. We vinden het belangrijk dat kinderen ook op de producten van creatieve arbeid leren reflecteren. Dit kan te maken hebben met het product zelf, het mooi en/of waardevol vinden van iets. Maar er kan eveneens van mening gewisseld worden over de manier waarop iets tot stand kwam en de technieken die gebruikt werden.
Uitstappen zijn een gewone zaak in de freinetklassen en horen bij het lestijdenpakket. Het is een vorm van natuurlijk leren. De uitstappen gebeuren in het kader van een project of een belangrijke onderzoeksvraag uit de praatronde. De bedoeling is dat kinderen de dingen zelf kunnen waarnemen, dat ze zelf dingen kunnen ontdekken en ervaren. Deze uitstappen zijn extra-muros activiteiten met een pedagogisch en didactisch karakter. Ze vallen steeds tijdens de schooluren.
Voorbeelden van deze activiteiten:
- Openluchtklassen: zee-, bos- of boerderijklassen;
- Didactische uitstappen voor projecten;
- Correspondentiebezoeken: een bezoek aan of met de groep waarmee men correspondeert;
- Natuurwandelingen onder begeleiding van natuurgidsen;
- Museumbezoeken;
- Bezoeken van bepaalde ambachten, nuttig binnen het project : bakker, brandweer, vioolbouwer, smid, …
- …
In de school is er steeds een gedeelde verantwoordelijkheid van de verschillende leden van de groep voor het goede verloop van het klas- en schoolgebeuren. Dit houdt in dat de kinderen moeten bijdragen in de taken van de klas en van de school.
De klastaken zijn o.a.:
- vegen;
- planten water geven;
- dieren verzorgen;
- verslaggever en voorzitter;
- stoelen en tafels vegen en goed zetten;
- …
Er zijn ook een aantal taken die de andere klasgroepen of de hele school aanbelangen, namelijk:
- netheid op de speelplaats;
- de verantwoordelijkheid van de groten om aandacht te hebben voor de jongere kinderen;
- kippen verzorgen;
- …
Door de betrokkenheid met de school en de klas worden de taken goed ter harte genomen. Kinderen zijn immers zeer gevoelig voor kritiek van de klasgenoten.
Er kunnen bepaalde taken wegvallen in de loop van het jaar en andere taken ontstaan naar aanleiding van een bepaalde situatie.